Lurelei - Min de stilte 歌词

De wind is west, da's niet zo best
Jawel, daar hebben we 't vliegtuig van half zeven
Die arme Piet, hij treft het niet
Want er kwam ook een brandweerauto langs zo even
Hij zit te werken op zijn kamer en ik weet wat hij nu doet
Hij veert omhoog en grijpt zich vast aan zijn bureau
En zegt met sidderende stem en met een hoofd zo rood als bloed
"Ach, waarom pesten die proleten me toch zo"
Ach, iedereen wordt langzaam gek van al 't kabaal
't Is voor de meeste mensen een probleem dat nijpt
Maar voor een man als Piet natuurlijk helemaal
Want Piet is dichter van zijn vak, dus u begrijpt
Piet is niet wat je noemt beroemd, Piet is niet aan de LSD
Maar bent u literair gericht
Dan kent u vast wel zijn gedicht
Met die meesterlijke regel aan het slot
Min de stilte, want de stilte is een god

Hoor weer geraas, helaas helaas
't Is de motorfiets van Robbie van de buren
Hij start weer niet, die arme Piet
Want dat zal op z'n minst wel tien minuten duren
Het is te hopen, dat hij kalm blijft, want hij maakt zich soms zo kwaad
En als Piet kwaad wordt, is er echt geen houden aan
Laatst, toen ze bezig waren met het openbreken van de straat
Heeft 'ie de hand geslagen aan de opperman
Ik was hem achterna gerend met grote spoed
Om nog te redden wat je dan nog redden kan
En ik zei: "Meneer, hier zijn twee watjes voor uw bloed
Al zijn ze eigenlijk voor de oren van mijn man"
Maar toen 't voorbij was, zei ik: "Piet
Toe, doe dat voortaan liever niet
Toe, geef ze niet op hun gezicht
Maar geef ze liever je gedicht
Met die meesterlijke regel aan het slot
Min de stilte, want de stilte is een god"

"Ach jij", zegt Piet "jij snapt dat niet
Wat weet jij af van die onmenselijke torturen"
En 't is terecht, dat Piet dat zegt
Want uiteraard heb ik veel minder te verduren
'k Hoor natuurlijk ook veel liever een adagio van Bach
Dan dat ellendige lawaai dat Piet zo haat
Maar toch: ik kan er aardig tegen, dat wil zeggen overdag
Want als het nacht wordt, dan krijg ik het vaak te kwaad
Ik lig in wanhoop aan mijn voeteneind geknield
Of zit in doodsnood op mijn kussen neergehurkt
En ik zou het allerliefste schreeuwen: "Vuile fielt"
Maar ja, Piet kan het ook niet helpen dattie snurkt
Dus daarom doe ik het maar niet
Ik wacht op 't eerste vogellied
En op 't lieve morgenlicht
Terwijl ik denk aan dat gedicht
Met die meesterlijke regel aan het slot
Min de stilte, want de stilte is een god
这个歌词已经 160 次被阅读了