Ik sta aan de wal
en ik tuur naar 't verre land,
waarheen het schip je bracht.
Nu wenk ik met mijn hand,
en ik groet je, ik groet je,
waar je ook bent, liefste mijn .
Ik sta aan de wal
mijn gedachten zijn bij jou,
mijn liefde hoort je toe.
Ik blijf je eeuwig trouw,
want ik weet het, ik weet het,
eens zal je weer bij me zijn.
Maar nu ben je ver en je zwerft heel alleen,
waarom nam jij me niet met je mee ?
Te lang duurt de tijd voor ons beiden,
te groot en te diep is de zee !
Ik sta aan de wal
en terwijl ik aan je denk,
en mijn handen biddend vouw,
roept mijn hart :
"Kom terug, want ik wacht op jou".