Toen hij als baby op de wereld kwam
Ad Majorem Dei Gloriam
Toen zeiden de familieleden allemaal
Wat een wolk van een jongen, het is kolossaal
Wat een sieraad, wat een bloesem aan de ouderstam
Ad Majorem Dei Gloriam
Als kleuter at hij reeds een boterham
Ad Majorem Dei Gloriam
En wat later ging-ie keurig aan de hand van moe
Met z'n koffertje vol kleren naar de kostschool toe
Die hem liefderijk gestreng onder haar hoede nam
Ad Majorem Dei Gloriam
De kostschool kamde met een harde kam
Ad Majorem Dei Gloriam
Z'n fouten en gebreken werden uitgerukt
En waar dat niet zo wou lukken, domweg doodgedrukt
En zo was-ie na een jaar of twee compleet handtam
Ad Majorem Dei Gloriam
Sinds jaren woont hij nu in Amsterdam
Ad Majorem Dei Gloriam
Z'n levenswegen lopen niet bepaald kaarsrecht
Want de duivel en de wereld en het vlees zijn slecht
En zo menige wolf van nu was in z'n jeugd een lam
Ad Majorem Dei Gloriam