Er ging iets moois voorbij
Zo aan mijn hoofd voorbij
Vlak langs mijn hart voorbij
Ik wist niet wat
Ik deed het venster dicht
Mijn beide ogen dicht
En al mijn vingers dicht
Of ik het had
Ik keek het venster uit
Zag naar de verte uit
Hoog naar de hemel uit
Of het daar stond
Ik liep naar buiten toe
Heel naar de verte toe
Zo naar de hemel toe
Of ik het vond
Ik zocht bij de rozenboom
Onder de perenboom
Onder de appelboom
Maar ik zag er niets
Toen ben ik weggegaan
Ben ik maar heengegaan
Ben ik naar huis gegaan
Zo zonder iets
Ik nam mijn eigen hart
Keek in mijn grote hart
Diep in mijn lege hart
Of het daar lag
Tot de dag over was
Totdat het avond was
Tot het zo donker was
Dat ik niets zag
Toen, in de schemering, dacht ik
In de schemering
Dat in de schemering
Iemand mij riep
Toen heb ik zacht gehuild
Heb ik heel stil gehuild
Heb ik zolang gehuild
Totdat ik sliep.