Uit liefde of uit dwang, om het geld, om de stand
Berekend of bedeesd, vlecht men de huw'lijksband
'k Heb deftig, zwarte heren en grove rauwe meiden
'k Heb snoevers en sinjeurs naar het stadhuis zien rijden
Maar hoe lang ik ook leef, ik vergeet nooit de dag
Dat ik de mooiste bruiloft van mijn leven zag
't Was toen mijn lieve ouders, na lange tijd van minnen
Na lang verloofd te zijn, de echt gingen beginnen
Hoog op een ossekar zaten zij naast elkaar
Die kar werd voortgesleept door 'n wilde vriendenschaar
De wederzijdse ouders liepen verwoed te duwen
Blij dat hun kinderpaar nu eindelijk ging huwen
De huwelijkse stoet was bepaald wat bizar
Dus staarde 't straatpubliek verwonderd naar de kar
We werden aangegaapt door heel de burgerije
Die nimmer zo'n partij aan zich voorbij zag rijen
Er woei een woeste wind rond de bruidegom en bruid
Die greep mijn vaders hoed en blies hem voor zich uit
En uit de lage wolken viel troosteloos de regen
Als om de trieste stoet te spoelen van de wegen
Mijn moeder huilde zacht en haar bonte bloementuil
Ging als een ledepop in bei' haar armen schuil
Ik liep, om haar te troosten, met dreunende akkoorden
Op mijn harmonica het bruidskoor te vermoorden
De jonkers van de bruid schreeuwden kwaad en in koor
"Tart ons maar, Pluvius! Het feest gaat toch wel door!"
De warrelige stoet die zelfs de goden schuwden
Trok door de regen voort. Leve de jonggehuwden.