Jan De Wilde - De Ballade Van de Zeven Vingers 歌词

Toen Mieke door ons stedeke ging
Aan elke vinger een jongen hing
Maar dit strekt haar hierbij tot eer:
Ze had slechts zeven vingers meer

De eerste was vol goeie moed
Zoals je voor 't eerst aan liefde doet
Maar zij hield niet, en zij hield wel
Van puddingpap met karamel

De tweede was van koekenbrood
Zo goed van hart, zo zedelijk groot
Maar zielengrootheid verveelt vlug
Twee kreeg z'n medaillons terug

De derde liet haar eerder koud
Het was geen type waarvan je houdt
Maar 't was nu eenmaal stil seizoen
Dan moet je wel concessies doen

De vierde was Piet Tureluur
Dat was nu eens een prachtfiguur
't Is jammer dat zijn adem soms
Naar knoflook en naar zwavel stonk

De vijfde was te seksueel:
Hij knuffelde haar veel te veel
En zij was lang geen puritein
Maar 't kan wat overdreven zijn

Ik wist wel van haar slechte faam
Maar ik was verliefd, dus 't zou wel gaan
Maar toen ze me de bonnetjes gaf
Beet ik haar wel drie vingers af

We zijn als vriend uiteen gegaan
Het had niet zoveel pijn gedaan
Zij ging op zoek naar nieuw plezier
Ik had m'n bloedend souvenir

Toen Mieke door ons stedeke ging
Aan elke vinger een jongen hing
Maar dit strekt haar hierbij tot eer:
Ze had slechts zeven vingers meer!
这个歌词已经 165 次被阅读了