Dwalend in het diepe woud
Doolt een man bij dag, maar een beest bij nacht
's Avonds wijkt hij van het pad
Als het licht der maan zijn geest bevangt
Met het duister komt de roes
Zijn geweten kwijnt door bezetenheid
Drang te doden, dorst naar bloed
Als het maanlicht straalt en de wolf ontwaakt
Nacht die nadert, angst en vrees
Heersen in de dorpen voor het beest
Driften gieren door zijn lijf
Als zijn valse aard, weer bovendrijft
Wreed verscheurt hij al het volk
Dat zich 's Avonds laat nog waagt op straat
Langs zijn kaken schuim en bloed
Als hij is bevrijd van zijn menselijkheid
Diep in de nacht
Diep in het woud
Zwervende ziel
Eenzaam en koud
Vurige blik
Dwalend bij dag
Vlammende tong
Dodend bij nacht
Dreigend doem het beest op, lam van doodsangst is zijn prooi
Wolfsgedaante, kaken wijd gesperd
Dan verzinken tanden en zijn klauwen in het vlees
Stilte wordt doorbroken door gekrijs
Slachtoffer gevonden en genadeloos geslacht
In het bleke schijnsel van de maan
Wandaad bracht hem schande, schaamte kwelt de man bij dag
Mens en beest verenigd in zijn hart