Frans Halsema - Zomergeuren 歌词

't Is stil in het groene kavalier
En toch valt iets te horen
Het half geluid van menig dier
Doordrengt de stille oren
In 't dikke groen de aalkoot kreet
En wast zich bij het vocht
Terwijl de kleine springeval
Zich ploegt en vacht en wrocht

Bij 't rijpe geur van mos en kruid
Van lus enhoes en mudde
Doorbreekt de kwalk het spiegelend vocht
En wast zich door te schudden
Het edeldam staat fier en pronk
De stamboom als een kroon
Tussen de jukken van haar bit
Met glanzend hoek en kroon

Het springt van leven in 't lawei
Het zwalkt in 't hoge stambers
Daar zwiemelen in 't bossefeest
De tapen en de zwambers
Kabolders hijgen klaterend
En kwartelen in kolder
Met bossevrouwtjes om en om
Tot aan holderdebolder

De hazefluit van rom bom bom
In 't knollen groene landje
De kwaker tettert bovenal
De worm houdt aalmoes handje
De vreugde is alom gerept
Doch het is de vroege bode
Want daar schuift huichelachtig zacht
De loopman klaar te doden

Tadroen, tadroen, de poefer komt
Rat, wen je wijs, kolere
't Wordt barre beef en pleiterik
't Is striem en val bezeren
't Is alom rep wat 't beeld nu biedt
Pief pa vermeent den slachter
't Is knuffel die het haasje wordt
't Hagelt hem in 't achter

De poefman ziet geen prooi op 't oog
De ruikslaaf woef gesnuffel
En na een konde merkt weldra
De vadsigaard de knuffel
Hij loopt in 't tandvlees d'arme kou
Die bungelt onder 't kwijl
De slijper zet het mes op scherp
En schicht de kleine bijl

De woever is nu horensdol
De loopman zwaait een schichter
Het hoofdgebeent kraakt hard en vol:
Mijn God! Wat wil de dichter
这个歌词已经 148 次被阅读了