De een die zei, ze kwam van Delft
Een ander weer zei: "Uit Den Bosch"
De mening van de grootste helft
Was, dat 'r zat een duchtig steekje aan los
O zwijn, o zwijn
't Snoetje mooi, de handjes klein
Maar helaas, ze kende d'r een
En die ploert, die dondersteen
Sloeg heel de boel soms kort en klein
O zwijn, o zwijn!
Hij gedroeg zich als 'n zwijn!
Soms liep ze laat nog in de avond
En toch was de ontvangst zo zo
Haar prijzen waren niet hoogdravend
Hij had veel nodig, haar makkero
Dat zwijn, dat zwijn
Hij kon ook zo hardvochtig zijn!
Want telde hij des nachts 't geld
En 't viel niet mee, maakte-ie geweld
Dan kon onmoog'lijk alles zijn
O zwijn, o zwijn!
Getrapt werd ze door 't zwijn
Tot op 'n zeek're dag 't snoetje
Tot andere gedachten kwam
Ze maakte 'n pakje van d'r goedje
En vluchtte stil naar Amsterdam
O zwijn, o zwijn!
Z'n zoeken bleek vergeefs te zijn
't Scheen, men was op haar gesteld
Want ze kreeg vaak hopen geld
Ze kon ook zo aardig zijn
O zwijn, o zwijn!
Toch vond ze menig man 'n zwijn!
Zo kwam ze langzaam aan op jaren
'n Grijze haar vond z'af en toe
Met 't geld dat ze bij elkaar kon sparen
Begon ze nu 'n rendez-vous
O zwijn, o zwijn!
En ze verstaat 't baas te zijn!
De trappen loopt ze op en neer
Klopt aan de deur en roept: "Meheer
't Uur is om, 't zou dus dubbel zijn!"
O zwijn, o zwijn!
Men antwoordt 'ja', maar denkt stil: 'Zwijn!'