(Luistel naal oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Er woonde eens een rijke slechte man
In een der fraaiste huizen van Yun-nan
Deze man was mandarijn
Hij was tevens libertijn
En stond algemeen bekend als Li Fu Goan
De mandarijn had een intieme knecht
Nog wat slimmer dan hijzelf en even slecht
Deze stond hem trouw terzij
Bij zijn immoreelderij
Daarom was hij zeer aan deze knecht gehecht
(Nedelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Op een morgen viel de blik van Li Fu Goan
Op de wulpse vormen van juffrouw Mei Tan
Welke vormen zij met zorg
Meer omhulde dan verborg
Tot voldoening van de burgers van Yun-nan
Onze rijkaard riep zijn knecht en sprak: Wu Teh
Volg dat meisje, spreek haar aan en breng haar mee
Als ze mij niet overvraagt
En zich aangenaam misdraagt
Zal ik haar een weekje houden als logee
(Plikkelend oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Doch Mei Tan was niet verkrijgbaar naar het scheen
Want ze zei verbolgen tot de knecht: Loop heen!
De apteker van Yun-nan
Wordt zeer binnenkort mijn man
En mijn gunsten zijn voor hem en hem alleen
Li Fu Goan sprak met een glimlach vol venijn:
Deze apotheker krijg ik heus wel klein
Jij brengt mij, zo snel het kan
Twee, drie haren van de man
Maar het moet natuurlijk onopvallend zijn
(Zeer kleullijk oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Omdat Li Fu Goan aan occultisme deed
Hield hij altijd een speciaal soort was gereed
Van de haren en de was
Had de mandarijn alras
In 't geheim een toverpoppetje gekneed
En terwijl hij zijn bezweringswoorden sprak
En diverse spelden in de waspop stak
Moest hierdoor de eigenaar
Van het toegevoegde haar
Spoedig overlijden als een weerloos wrak
(Gliezelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
De gevolgen waren echter onverwacht
Want men had hem haren van hemzelf gebracht
En daar hij in magisch werk
Zeer bedreven was en sterk
Stierf hij stomverwonderd nog diezelfde nacht
De apteker, door Wu Teh toen aangeklaagd
Werd door specialisten kundig ondervraagd
En beaamde luidkeels dat
Hij Li Fu Goan vergiftigd had
Daarom werd hij in de lengte doorgezaagd
(Bloedelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Maar Wu Teh kon alleszins tevreden zijn
Want hij erfde alles van de mandarijn
En Mei Tan bleek na een tijd
Wel tot nachtlogies bereid
Hierbij sluiten wij bescheiden het gordijn
Nu verwacht men aan het einde van zo'n lied
Een moraal en deze is, zoals U ziet
Dat het goede wordt beloond
En de zonde niet verschoond
(Alhoewel het meestal andersom geschiedt)