De Elegasten - Annabel Lee 歌词

Het was voor wel honderd maal honderd jaar
in een koninkrijk bij de zee.
Daar woonde een meisje, ook gij kent haar
want haar naam was Annabel Lee.
Zij zwoer slechts bij mij en ik zwoer bij haar,
en geen liefde ooit was groter, weleer.
Ik was een kind
en ook zij was een kind
in dat koninkrijk bij de zee.

En de wereld was heen
en er bleef nog alleen;
ik en mijn Annabel Lee.
En wij minden zo zeer
dat de hemelse Heer
afgunstig keek op ons neer.
En dat was de reden
dat, ach, lang geleden
in dat koninkrijk bij de zee;
het spel werd bedreven.
Dat nam het leven
van de lieflijke Annabel Lee.

Toen zwoeren te samen
de ed'len van name.
En m'n liefste, ze namen haar mee
en borgen haar op
in een van de graven
van dat koninkrijk bij de zee.
Nooit was het geluk der goden in Lethe
zo groot, en zij haatten als zee.
En dat was de reden
dat, ach, lang geleden
in dat koninkrijk bij de zee.

Een spel werd bedreven,
en dat nam het leven
van de lieflijke Annabel Lee.
Maar als beider beminden
met hart en met zinden;
voorheen dezen bedreven
die heerst over leven en sterven.
Toch, zij bestraalden de hoop boven de wolken
als zij die de donkerste diepten bevolken.
Nooit zullen zij scheiden, de harten dier twee,
van mij en mijn Annabel Lee

En geen nacht nog kan komen
of hij brengt me dromen
van m'n lief'lijke Annabel Lee.
En geen ster nog kan dalen
of zij zal mij verhalen
van mijn lief'lijke Annabel Lee.
Zo zijn al mijn nachten,
mijn steeds durend wachten
bij mijn lieve, mijn lieve,
mijn tederlijk zachte,
in haar graftombe daar bij de zee.
In haar graf bij de deinende zee.


Tekst: Bruylants
Muziek: Herman Elegast
这个歌词已经 126 次被阅读了