"Vijfhonderd deuren en nog eens veertig
weet ik in de Hal Der Gevallenen.
Achthonderd uitverkoren krijgers komen uit elke deur,
Wanneer zij tegen Fenris ten strijde trekken."
Mijn ontzielde lichaam op een schip
Mijn trouwe zwaard ligt op mijn borst
Slavinnen wenend naast mijn lijk
Mijn getrouwen tezamen in de ochtendvorst
Mijn schip gaat nog eenmaal de zee op
Spoedig is het lange dier in vlammen gehuld
Mijn laatste reis naar de andere wereld
Mijn verwachtingen zullen worden vervuld
Een ziel onstijgt een levenloos lichaam
Wodans dochters voeren mij naar boven
Door één der 540 poorten treed ik binnen
In de Hal Der Gevallenen die in Alvader geloven
Gouden schilden en glanzende speren
Overvloedig vlees en mede wachten mij
Dichters bezingen mijn glorieuze daden
Ik neem mijn plaats in aan Wodans zij