D'r staat in mijnen hof nen lelijken boom
al veel te lange zo nen aap van nen boom
hij moet uit mijn ogen met al zijn venijn
en 't moeste maar zulk gene lelijkaard zijn
D'happ' in mijn hadden en 'k had goed gemikt
God laat het groeien maar 't is de mens die 't schikt
ne zwaai in de lucht, direkt is 't voorbij
krijg ik daar zelve gene slag in mijn zij
Lijk isaac gered in 't oud testament
deur 'n engel van God, juist op 't laatste moment
den hemelse macht smeet mijn happ' in de grond
en 't boomtje bleef staan daar waar dat 't stond
Vanaf dien dag heb ik het goed gesoigneerd
haast blaadje per blaadje gevisenteerd
bij 't minste windje, sneeuwtje of vorst
klopte mijn herte van vrees in mijn borst
En iedere lente heb ik diep gezucht
als ik 't boompje zag groeien scheefweg in de lucht
en 'k leefde gelukkig en ie was content
'k en heb mijn eigen kinders nooit zo verwend
En als ik ga doodgaan plant nevens mijn kruis
twee takken van 't boompje van achter mijn huis
dat 'k d'eeuwigheid lang kan slapen en dromen
diep aan de wortels van mijn bloedeigen bomen.