Jantje was aan het wandelen op het Leidseplein
Toen vond hij een riksdaalder en dat vond hij fijn
Hij kocht er zoute pinda's voor, sigaretten en drop
Kortom, in no time waren al zijn centen op
Maar hij werd geschaduwd door een brigadier
Die zij tegen Jantje: "Hé, kom jij maar eens hier
Ik weet niet of je het weet, maar riksdaalders op straat
Zijn verloren goederen en horen aan de staat"
De rechter zei: "Hé Jantje, weet jij wel wat je bent
Dat noemen wij juridisch jeugddelinquent
Een schande voor je ouders, je toekomst naar de maan
Want als je later groot bent, krijg je nooit een goede baan"
"Stik maar", zei Jantje, "met die kouwe kak
Ma is de hort op en pa zit in de bak
Wat die er van zeggen, dat lap ik aan mijn schoen
En als ik later groot ben, zorg ik zelf wel voor mijn poen"
Toen haalde men er een heel stel psychologen bij
Die vonden hem gevaarlijk voor de maatschappij
Vandaag een riksdaalder en morgen een kluis
Hupsakee, de bajes in en weg met dat gespuis
Op zijn verjaardag zat Jantje in de cel
Er kwam geen visite, maar cadeautjes kreeg hij wel
Ma stuurde hem een ijzerzaag, pa stuurde hem een boor
"Daar gaat hij dan", zei Jantje en ging ervandoor
Buiten de bajes zag hij een auto staan
"Die leen ik maar", zei Jantje, zo gezegd zo gedaan
Maar in een scherpe bocht kreeg die kar een lekke band
Sloeg zeven maal over de kop en vloog in de brand
Hiermede eindigt het verhaal van onze held
Een blues voor Jantje zongen de vogels in het veld
"Jezus", zei de dominee, "sta zijn zieltje bij"
Maar Jantje had er maling aan, want Jantje was vrij
Jantje was vrij
Jantje was vrij
Jantje was vrij