Frans Halsema - Brief Van Een Zoon Die In De Nor Zit Тексты
M'n lieve moe, je zoon die laat je weten
Als dat ie jou nog lang niet is vergeten
De cel is stil, ik hoor nou niets meer hier
Dan op de gang, de stap van de cipier
Die rotzak die jouw brief tot aan vanmorgen
Om mij te pesten, in zijn zak verborgen
Vandaar dat sinds de nacht dat jij mij schreef
Jij zonder antwoord van jouw jongen bleef
Om te beginnen, jij dacht nog verdomme
Dat ik maar voor een jaar zou moeten brommen
Nou moe, dat was goed fout want ik ben bang
Dat het een vonnis was van levenslang
Ik ben dus als ik het even mag verklaren
Die knul niet meer van 21 jaren
En onderwijl ben jij dus, laat eens zien
60 plus 50 dat is 110
Zoals u ziet, zit ik nu in Leeuwarden
En al bij al is het hier wel te harden
Want wij doen veel aan sport, toneel en zo
En ik ben bevriend met ene dokter O.
Maar ja, u snapt wel zonder overdrijven
Denk ik natuurlijk dikwijls aan de wijven
En als ik lig te denken op mijn bed
Heb ik in mijn handen zelfs geen portret
Dat van mijn meisje, dat jij hebt geschreven
Dat snap ik best, zo'n griet moet toch ook leven
Je schrijft dat zij nou rondhangt op de baan
En steeds met andere kerels uit wil gaan
Maar zeur nou niet, want vijftig jaren zonder
Dat geeft gelazer en dat is geen wonder
Dus dat die meid hem raakt daarvan krijg ik
Als je het weten wilt, nou juist een kick
En die Marie, u weet wel met die tanden
Met wie ik heel wat beter zou belanden
En die zo nodig sokken stoppen mot
Daar moet ik regelrecht van op de pot
Die kan wat mijn betreft de kolere krijgen
Dus over haar moet jij maar verder zwijgen
Als zij ooit gratie geven aan jouw Henk
Geloof dan maar niet dat ik aan sokken denk
Want je weet nooit, ik krijg misschien wel gratie
Want dat gebeurde laatst ook met zo'n nazi
Kom dan in godsnaam niet met die Marie
Ik blijf ter plekke dood als ik d'r zie
Stuur jij die sloerie, daar blijf ik bij zweren
Maar god, wat zit ik nou te fantaseren
Die is na al die tijd niks meer voor mij
Die is nou ook de zeventig voorbij
Wat heb ik nou voor onzin zitten schrijven
Over ons tweeen moeder, en die wijven
Want deze brief is vijftig jaar te laat
Geouwehoer dat nergens meer op slaat
Daar hoor ik de cipier ook al weer komen
Ik ga maar van de hemel liggen dromen
Het licht gaat uit, ik eindig met een kus
De brief kan weg, hij hoeft niet op de bus