Eduard Jacobs - Brief van Cocadorus aan de burgemeester van Amsterdam Тексты

Meneer de burgemeester,

De reden waarom ik schrijf
Ik, die zoveel beter kan smoezen
't Heeft wel niet heel veel om het lijf
Maar ik ben gek van al het soezen

Onlangs was ik op het stadhuis
Ik heb de raad daar horen zuchten
En nauw'lijks was ik bij me thuis
Of 'k moest m'n hart eens even luchten

Eerstens, 'k g'loof 'k had nooit de eer
U onder mijn gehoor te tellen
Dat spijt me Edelachtb're heer
Veel meer dan ik u kan vertellen

Want u zoudt zien: zolang ik praat
Staat al het volk me aan te gapen
Bij mij ziet u nooit als in de raad
'n Chosen van verveling slapen

Toch werd er druk geredeneerd
Maar als men 't goed gaat beschouwen
Doet menig raadslid 't glad verkeerd
Met niet voorgoed zijn mond te houwen

Men geeft de burger voor hun geld
Toch enkel knollen voor citroenen
Dat doe ik ook op het Amstelveld
Maar 't loopt bij mij niet in miljoenen

Er kwam een huissie aan de beurt
Om onbewoonbaar te verklaren
D'r zei een: de muur die was gescheurd
En dat levert zoveel gevaren

Nou vraag ik u: Is dat niet bar
Waarom dan het gevaar der Beurs verzwijgen?
Ik hoop dat die verschwartzter nar
De bengel op z'n kop zal krijgen

't Speelhuis, daar in de Vondelstraat
Woudt g'als liefdadig niet erkennen
Dat is een fout en inderdaad
Dat zult u ook moeten bekennen

Ik had tot Pollietser gezeid:
"Er zijn hier duizenden die lijen
Toon ons maar je liefdadigheid"
Wat zou je toch een krieje snijen!

En nu tot slotte, excuseer
Dat ik u dit briefje heb geschreven
Maar ik kon niet slapen vooraleer
Ik, laat, het heb eerst afgegeven

Ik weet wel, dat u 't niet helpen kan
U rijdt hier niemand in de wielen
U is een gesjiewes van een man
Maar bij de raad zijn d'r een hoop schlemielen
Этот текст прочитали 115 раз.