Er stonden drie galgen op 't galgenveld.
De kraaien hebben het voort verteld.
En stom blauwden winterse bossen rondom,
ze kaatsten 't gekrijs van de kraaien weerom.
Het volk stond zwijgzaam opeengehoopt,
drie mannen moesten opgeknoopt.
Drie rechters lazen het vonnis voor,
de bossen bauwden het na in koor.
Eén had in zijn eigen macht geloofd,
hij moest het bekopen mijt zijn hoofd.
Eén had gehoopt op een nieuwe tijd,
dat was voor het heden een scherp verwijt.
Eén had de waarheid te zeer bemind,
daarvoor ging hij bengelen in de wind.
De kraaien krijsten: "Kwaad is kwaad."
De bossen echoden: "Haat is haat."
De kring van het volk werd enger en enger,
't gelaat van de rechters werd strenger en strenger.
Maar toen de koord in de hoogte ging,
in elke lus een rechter hing.
Het volk stond zwijgzaam opeengehoopt,
drie rechters werden opgeknoopt.
Eén had zijn eigen volk verraden,
één had zijn geldkist volgeladen.
Eén had de macht om haarzelf bemind.
Drie rechters bengelden hoog in de wind.
De kraaien krijsten: "Kwaad is kwaad."
de bossen echoden: "Inderdaad."
Tekst: Rendall
Muziek: H. Van Hoorenbeeck
Этот текст прочитали 118 раз.