Ze woont vergeten en alleen
vrijwel door iedereen verlaten
haar wereld dat zijn zeven straten
waar vroeger altijd zon in scheen.
Een straat naar de kruidenier
een naar de kerk, een naar de slager
een naar de zuster van haar zwager.
Dat zijn er samen precies vier.
't Vijfde ging vroeger naar haar moe.
Het zesde daar woont nu de bakker.
Maar van het zevende ligt ze soms wakker
want dat loopt naar het kerkhof toe.
Zo leeft ze helemaal alleen
al dekt ze soms voor vier personen
haar man en haar verhuisde zonen.
Drie pleisters op een houten been.
Ze telt heel traag de uren af
en kijkt tersluiks naar de pendule
die tikt geduldig zijn formule.
De tijd is leeg, de tijd is laf.
Soms 's avonds bid zij tot de Heer
of Sint-Gerardus van Mallela
maar zij heeft weinig te vertellen
want vroeger telt al lang niet meer.
Aldoor verkleint haar leefgebied.
Iedere dag een nieuwe rimpel.
Zij wordt wat kinds, zij wordt wat simpel.
En oversteken durf zij niet.
Zo leeft zij daar alleen en stil
en ook een beetje overbodig
ze weet geen mens heeft haar nog nodig.
Maar ja je sterft niet als je wil.
Test: Louis Verbeek
Muziek: Herman Elegast
Этот текст прочитали 111 раз.