Stenen die na de overstroming
Achterbleven op het land
Maken het jaagpad onbegaanbaar
Wel duizend maal berekende de jongen
Hoe oud hij deze dag als man zou zijn
Alleen langs de rivier
Zwikkend, struikelend, vooruit
Over de resten die zich hebben opgehoopt
Daartussen proppen woorden onafbreekbaar
Aan scherpe hoeken trilt de wind kapok van pluizende matrassen
Op de gescheurde tijk
Zijn dood en liefde ingedroogd
Zij geven even grote kringen
Maar eenmaal vlot op donkere stammen
Gedreven naar het midden
Vormt het wrakhout van de nacht
Ook oevers van verwachting
Ouder dan de vader
Verder binnen de bedding
Van wat mogelijk