In een regelmaat van tijden, Stelt men vast dat
volkeren lijden;
Wat wij Belgen gaan bestrijden,
Want wij zijn een welvaartstaat.
Een minister komt ons vragen,
Elk zijn steentje bij te dragen .
Postchecknummers alle dagen, 't Wordt een actie van
formaat.
Als de kroon op de vertoning, Spreekt natuurlijk ook
de koning,
Die smeert ons zijn potje honig
Aan de vaderlandse baard .
En zo kan je het beleven, Dat elkeen plots geld wil
geven;
Waar het naar toe gaat, Blijft om het even,
Niemand die zijn goed hart spaart.
'k Ben gezegend met twee buren,
Die een harde tijd verduren;
Armoe kruipt er langs de muren, Echt een meelijwekkend
paar.
Deze morgen dacht ik even, 't Zit ze niet zo mee in 't
leven,
Zal ik ze een steuntje geven ?
Dwaas idee - vergeet dat maar.
'k Heb mijn eigen last om dragen,
'k Hoef er geen meer bij te vragen
'k Ben geen muur om aan te klagen,
'k Wil geen tweede Heiland zijn.
Waarom aan hun deur gaan kloppen?
Laat ze zelf hun boontjes doppen;
Als ze het niet verder schoppen,
Zal 't hun eigen schuld wel zijn.
Laat de koning mij dicteren,
Wie op aarde meest ontberen;
Zonder kreukje in mijn kleren, Stel ik dan een mooi
gebaar.
Vlug een paar getallen schrijven,
En dan knusjes zitten blijven, Als ik maar niet aan
den lijve
Wat ellende is, ervaar.
Laat de hoge omes komen,
Om in brede woordenstromen
Onze mildheid klaar te stomen,
Iedereen kent flink zijn les.
Wij, de kudde filantropen,
Die met postchecknummers hopen,
Ons geweten vrij te kopen, Staan toch borg voor het
succes.