Jan De Wilde - Moeder Şarkı Sözleri

Mijn moederken, ik kan het niet verkroppen
Dat gij gekromd, verdroogd zijt en versleten
Zoals een pop waarin een hart zou kloppen
Door 't volk bij 't heengaan in een huis vergeten

Ik zie uw knoken door uw kaken steken
En diep uw ogen in het hoofd gedrongen
En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken
Wanneer gij zegt: "Kom, zit aan tafel jongen"

Ik hoor u 's avonds aan de muren vragen
Of gij de vensters wel hebt toegesloten
Gij kunt den mist niet uit uw hersens jagen
Uw lied is uit, gij kreunt de laatste noten

Daar in de verte wordt een put gegraven
Ik hoor zo goed het ploffen van de kluiten
En achter 't huis zie ik een schimme draven:
Hij staat waarachtig reeds op haar te fluiten

Tekst: Willem Elschot

Kom in, mijnheer, ik stel u voor aan moeder
Vrees niet, kindlief, al heeft hij naakte benen:
Hij is een vriend, een goede vriend, een broeder:
Hij is niet ruw, hij wandelt op de tenen

Tot weerziens dan. Ik kom vannacht of morgen
Gij kunt gerust een onze-vader lezen
En zet uw muts wat recht. Hij zal wel zorgen
Dat gij geen kou vat en tevree zult wezen
Bu şarkı sözü 129 kere okundu.