De doornen van de rozestruik
Bedekt met wat sneeuw
Zijn het graf van een eenzame
Hooploos, gestorven rillend van kou
En desillusie
Ontnuchterende beelden van algemeen verval
Sporadische hoop, evenveel keer
Genadeloos de grond ingetimmerd
Gestorven, rillend van kou en desillusie
Van laat maar waaien, 't kan me toch niet meer schelen
De doornen van de rozestruik
Bedekt met wat sneeuw
Genadeloze tekens, bijtende wonden
In een zinlos bestaan
Het graf nav de eenzame
Een enige hoop
In een verlorn strijd