Ik weet nog die keer
Dat een aardige heer
Mij met bloemen en eten verraste
Dat hij na het diner
Met fazant en puree
Dat-ie mij met zijn ogen betastte
'k Weet nog wat ik droeg
En ik weet wat ik vroeg
Of ik stonk; of ik iets van hem aan had
En toen bloosde die heer
Dus ik vroeg nog een keer
Of-tie doof was en mij niet verstaan had
Hij wist niet waar-ie was
En hij pakte zijn glas
Want we dronken een goeie Bourgogne
En toen bleef het maar stil
Dat is nooit wat ik wil
Nee, dan schop ik toch veel liever bonje
Dus ik roep: stuk verdriet
Waarom zeg je het niet
Waarom zit je alleen maar te gluren
En nou hoor ik het snel
Anders krijg je een lel
Anders krijg je het zwaar te verduren
En hij kreeg het benauwd
En het eten werd koud
En ik ging er al bijna van tussen
Toen-ie huilde: mevrouw
Ach vergeet het maar gauw
Maar ik zou u zo graag willen kussen
O, zit daar nou de kneep
Riep ik uit en ik greep
Hem meteen bij zijn deftige kleren
Met een tik voor zijn kont
Lei ik hem op de grond
En begon hem vast uit te proberen
En al gauw lag mijn rok
Op de trap, in de nok
Van het huis vlogen kousen en broekies
En hij kreeg een gevoel
Al u snapt wa'k bedoel
Wat-ie enkel maar kende uit boekies
Dus de volgende dag
Zeg ik: jongen, je mag
Als je wilt nog eens hier komen pitten
Maar dan een goeie raad
Als je weer komt, nou laat
Dan de hap en die bloemen maar zitten