Altijd woont er wel een jongen in uw zeer bedaagde buurt
Die, wanneer de vogels trekken, in de verte tuurt
Laat zijn moeder het niet horen, want hij droomt van dat verre land
Blij dat onze aarde rond is, en bepaald niet vierkant
Zijn nog wel wat prille jaren zijn een slagboom voor 't geluk
Hij gevoelt zich als een zwaluw met onder elke vlerk een kruk
Als hij groot is, lieve moeder, dan gaat hij varen over zee
Naar het Werkelijk Leven - maar z'n vlieger gaat mee
Hij heeft maling aan het plekje waar zijn wiegje eenmaal stond
En is bereid, het aan de wilden weg te geven
Met de verte in zijn ogen, en een toffee in zijn mond
Eerst Napels zien - en dan nog heel lang leven
Want zolang jongens nog geen strikjes dragen in hun wilde haar
Zolang ze nog geen kruideniertje spelen met elkaar
Zolang spiegels nog een voorwerp zijn van diepe tegenzin
Wil een van uw zonen de wereld wel in
Maar, hoe moet dat, als de grenzen binnenkort zijn uitgewist
En die zee van witte plekken op de kaart is leeggevist
Waarom zou je alle tochten van Marco Polo overdoen
Alle zeeen zijn bevaren - kleiner Mann, was nun
Van Sven Hedin en Amundsen leer je alles al op school
Alle rimpels op deze aard zijn gladgestreken
De Mount Everest is beklommen, en ze hebben de Noordpool
Al van boven en van onderen bekeken
Toch woont ergens wel een jongen in uw zeer bedaagde buurt
Die des avonds uit zijn dakraam in de verte tuurt
Laat zijn moeder het niet horen, want hij vaart in de bange nacht
Naar een doel waar geen Columbus in de verte aan dacht
Hillary noch de Kon-Tiki zijn zo ver ooit geweest
Als het land waarvan uw zoon zijn leven lang niet meer geneest
Denk maar niet dat al uw liefde hem in zijn boze plannen stuit
Hij wil de wereld niet meer in - hij wil de wereld... uit
Altijd is er wel een jongen, die der vaad'ren brakke grond
Elke nacht opnieuw verlaat in z'n gedachten
Onze eigen kleine wereld is te gaaf, te afgerond.