Waar zijn de vrienden van weleer ?
Hield ik hen dan niet hoog in eer,
met heel mijn ziel ?
Maar een na een die mij ontviel.
Het moet de wind zijn of het weer.
Ook liefde gaat.
Wanneer de wind blaast uit het westen,
strooit hij de blaren en de besten -
't waait in mijn straat.
Zo ben ik hier alleen gebleven,
gelijk de bomen die nog leven -
maar zonder lover.
Zo zit ik hier nu oud en pover,
met enkel tegenspoed te over -
't is wintertijd.
Het past me niet u te verhalen,
hoe ik zo laag, zo diep kon dalen,
noch hoe ik lijd.
Waar zijn de vrienden van weleer ?
Hield ik hen dan niet hoog in eer,
met heel mijn ziel ?
Maar een na een die mij ontviel.
Het moet de wind zijn of het weer.
Ook liefde gaat.
Waar is het eind der tegenspoeden ?
Al waar ik mij voor had te hoeden,
heeft mij geschaad.
Met ledig hoofd en kranke leden,
en met wat mager brood gesneden
uit God zijn weelde -
Zo woon ik die zo naarstig speelde,
als de verschopte, blootgedeelde,
koud in mijn straat.
Wanneer de wind waait uit het westen,
strooit hij de blaren en de besten -
Zij zijn geweest.