De deur valt dicht
Onthoofdt haast het kind
De trein rijdt weg
De hond jankt
Een laars stond
Op zijn poot
De trein rijdt
Door de weiden
Het kind heeft
In de broek geplast
De boer wijst het lam aan
Voor de slacht
De trein blaast uit
Het kind is dood
De beul aait
De hond
En eet
Van de lamsschotel
"Dat nooit weer"
Zegt een meneer
En een mevrouw
Beaamt het gauw
"Dat nooit weer"
Knikt een vent gevat
Bij wie de leugen
Van zijn smoel af spat
"Dat nooit weer"
En wat toont het journaal
Wat zien we keer op keer
Het weer