Eduard Jacobs - De Amsterdammer Lyrics

Het was een heerlijk schone tijd
Toen Amsterdam nog, wijd en zijd
Haar roem en glorie zag verbreid
De vreemd'ling kwam'r
De erenaam van wereldstad
Die men ons toen gegeven had
Hij was daarop zo fier en prat
De Amsterdammer

Nu ligt'r 'n dooie stad aan 't IJ
De wereld gaat er stil voorbij
Terecht vindt men de burgerij
Steeds oud en strammer
Hij is z'n vroegere veerkracht kwijt
Zijn energie verslapt, verslijt
Zij is vergrijsd, lang voor z'n tijd
De Amsterdammer

Hij gaf in zorgeloze jeugd
Zich over aan de dolste vreugd
Hij maalt niet meer om die geneugt'
En wordt steeds lammer
Hij gaf zijn kermis heel gedwee
En is nu ruimschoots al tevree
Met Hartjesdag en Pinkster-twee
De Amsterdammer

En was hij eertijds niet zo tam...
Hij is nu zacht gelijk 'n lam
Hij is ter school geweest bij Bram
Die geuzerammer
Want ach, die heeft slechts zorg gehad
Voor zedelijkheid in onze stad
Dank hem, draagt nu 'n vijgeblad
De Amsterdammer

Hij doet niet meer aan jool en pret
Hij gaat voortaan op tijd naar bed
Hij draagt 'n klepbroek en 'n pet
Als 'n Knollendammer
Hij leeft in reinheid van gemoed
En voelt hij krieb'ling in zijn bloed
Koopt hij 'n Halleluja-hoed
De Amsterdammer

Zo zit in alles dan de klad
Belasting drukt ons feit'lijk plat
Ieder trekt 'n gezicht als had
Hij katzenjammer
En zo viert de Jan Salie-geest
In Amsterdam haar jubelfeest
Hij is nog nooit zo saai geweest
De Amsterdammer

Kom, Heren van het Prinsenhof
Schiet nu eens eind'lijk uit uw slof
Verzwijgt niet langer als 'n mof
Dit leed en jammer
Toont u toch kinderen van uw tijd
Verruimt uw blik naar wijd en zijd
En schenkt weer vreugde en jolijt
Aan d'Amsterdammer
This lyrics has been read 118 times.