Toen ik jou de roze tearoom langzaam binnenschrijden zag,
Met je kaalgevreten bontjas en je arrogante lach,
Een afschuwelijk beeld van honger en ellende,
Vroeg ik me af hoe ik jou in 's hemelsnaam herkende,
Maar toen iedereen jou nakeek met die blik van oh-la-la,
Dat moet vroeger iets geweest zijn van comme ça en ga maar na,
En de ober zelfs een buiging voor je maakte,
Toen voelde ik dat mijn verbittering ontwaakte,
En terwijl je stilstond bij 't gebak,
Was ik de jongen weer wiens jongenshart jij brak,
refren':
Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd,
En wat me nu na al die jaren nog verwondert,
Dat ik dat nooit vergeten zal al word ik honderd,
Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd,
't Zal zo'n dertig jaar geleden zijn dat ik jou stil aanbad,
En in deze zelfde tearoom steeds op jou te wachten zat,
En wanneer je dan na uren was gekomen,
Noemde 'k jou de schone diva van m'n dromen,
Na een jaar geheime liefde zei 'k nog steeds eerbiedig "U",
En ik mocht je af en toe eens kussen achter 't menu,
Verder mocht ik niks 't was verdomd een schijntje,
Je hield me steeds met je belofte aan 't lijntje,
Tot ik plotseling ontdekte dat,
Jij wel twintig and're tearoom-lovers had,
refren'
En nu zit je aan m'n tafeltje en vraagt me "mag ik thee",
En je attaqueert wat taartjes en wat kijk je weer gedwee,
En je fluistert "jongen, haal me uit de nesten,
Want het is of heel de wereld me wil pesten",
Je bent veel te dik gepoeierd en de mot zit in je hoed,
En ik zie ook dat je huilt zoals een slecht actrice doet,
Je pikt weer een sigaret en vraagt een vuurtje,
En je zegt achter je zevende likeurtje,
"Ach, je weet dat ik jou de liefste vond,
Geef me wat geld, boy, want ik zit vreselijk aan de grond",
Dan zeg ik: "zit jij aan de grond?",
Da's heel belazerd, da's reuze bedonderd,
Dat ik de liefste was is iets dat mij verwondert,
Vraag het die anderen maar, je had 'r minstens honderd,
Ober, ober, goedemiddag,
Deze dame hier, ober, wou even alles afrekenen,
Ja, 'k ben belazerd...