't Zijn bij voorkeur de oude heren
Waarop de dames zeer zijn gesteld
Begint zo'n ouwe je te mainteneren
Betaalt-ie meestal hopen geld
Zo een met zilverwitte haren
Vindt hij 'n hoertje naar z'n smaak
Ondanks z'n vijfenzestig jaren
Slaat hij haar daad'lijk aan de haak
Ondanks z'n vijfenzestig jaren
Slaat hij haar daad'lijk aan de haak
Zonder zich ook maar te bedenken
Vervolgt hij haar dan terstond
Hij hoest, hij kucht, hij geeft haar wenken
En trippelt als 'n loopse hond
Op straat durft hij niet te beginnen
Want z'n positie baart 'm vrees
Maar nu gaat hij haar woning binnen
De ouwe schelt en klaar is Kees
Maar nu gaat hij haar woning binnen
De ouwe schelt en klaar is Kees
De dienstmeid vraagt of-ie wil wachten
Want d'r mevrouw die komt direct
'n Minuut of tien laat ze hem wachten
En dan verschijnt ze, heel correct
Zowat 'n uur maakt hij 'n praatje
Nu gaat hij heen, hij vindt haar lief
De dienstmeid roepend, zegt ze: "Naatje
Wat zeg je me van zo'n ouwe dief"
De dienstmeid roepend, zegt ze: "Naatje
Wat zeg je me van zo'n ouwe dief"
"Mevrouw", zo antwoordt ze, "waarachtig
Zo'n ouwe vent is nog 't best
Voor de huur van maandag treft dat prachtig
En voor de slager dan de rest
Hij schijnt 't goed met u te menen
'k Wed, meneer Henri is wat blij
Die komt toch nooit naar huis voor enen
Dan is d'ouwe weg, dan bent u vrij!"
"Die komt toch nooit naar huis voor enen
Dan is d'ouwe weg, dan bent u vrij!"
En o, de tijd die zou haar leren
Die Naatje had verdomd gelijk
Ze heeft nu heel wat minder beren
En tegen vroeger heeft z't rijk
Hij komt tweemaal in de acht dagen
"Heb je je verveeld?" vraagt hij naief
Hij deed veel beter om te vragen:
"Zeg kind, om hoe laat komt je lief?"
Hij deed veel beter om te vragen:
"Zeg kind, om hoe laat komt je lief?"
Want nauw'lijks heeft hij haar verlaten
Of 't is d'r Henri die dan schelt
In bed liggen ze nu te praten
Over 'tgeen de ouwe haar vertelt
Met z'n kind'ren heeft-ie veel te stellen
't Was om te stikken, als je 't zag
Hoe-ie straks doodleuk zat te vertellen:
"Dat-ie bij zijn eigen vrouw niet meer mag"
Hoe-ie straks doodleuk zat te vertellen:
"Dat-ie bij zijn eigen vrouw niet meer mag"
"En dan had-ie 't over z'n zaken
Ik ken precies z'n testament
Hij zou me 'n mooie cent vermaken
Och, 't is toch 'n goeie vent
Alleen een zaak kan 'k niet verdragen
En dat is: als-ie wil naar bed
Wel drie kwartier ligt-ie te zagen
En zoiets noemt de kerel pret!"
"Wel drie kwartier ligt-ie te zagen
En zoiets noemt de kerel pret!"
Zo liggen beiden nu te gieren
Om die ouwe mainteneur
Die alles doet haar ten pleziere
Nee, nimmer stelt hij haar teleur
En is hij eenmaal overleden
En hij toonde zich dan gul
Zegt ze lachend en tevreden:
" 't Was toch 'n goeie ouwe lul"
Zegt ze lachend en tevreden:
" 't Was toch 'n goeie ouwe lul"